Sarreguemines
Paul Utzschneider en Paul de Geiger hebben de kleine stad naar de top van aardewerkindustrie gebracht. Sinds de 19e eeuw levert Sarreguemines in de gehele wereld een uitgebreide collectie van aardewerk, vazen, sierbloempotten, muurfresco's, schoorstenen, etc.
1790- 1800
Nicolas-Henri Jacobi en twee andere vennoten startten rond 1790 in eerste instantie een bestratingsfabriek. Ze kopen een oliemolen die langs het water ligt.
Door moeilijkheden bij de aanvoer van grondstoffen, de vijandige houding en het wantrouwen van de inwoners, de concurrentie van Engelse en Franse fabrieken en de onrust van de Revolutie, moet Jacobi zijn plaats afstaan.
1800- 1836
Paul Utzschneider uit Beieren neemt de fabriek in 1800 over. Napoleon I wordt een van zijn betere klanten en plaatst meerdere bestellingen bij hem. De fabriek levert het grootste deel van de originele tegels die gebruikt zijn als muurversiering van de Parijse metro wanneer deze wordt aangelegd.
Utzschneider blijkt een vindingrijke jonge man te zijn en voert nieuwe decoratietechnieken in. De zaken gaan zo goed dat hij nieuwe werkplaatsen moet openen. Hij koopt er een flink aantal molens bij. De protesten tegen de ontbossing zorgen voor een overstap naar het stoken van steenkool in plaats van hout, maar het duurt tot 1830 totdat de eerste steenkolenovens worden gebouwd.
1836- 1871
In 1836 vertrouwt Utzschneider de leiding van de fabriek toe aan zijn schoonzoon; Alexandre de Geiger. Hij zet nieuwe gebouwen neer die goed in het landschap passen. De ‘Moulin de la Blies’ wordt in 1841 in deze geest gebouwd. In 1838 wordt Alexandre de Geiger door Villeroy & Boch benaderd. Deze overeenkomst draagt bij tot nog meer groei van de activiteiten.
Door de industriële revolutie doet een nieuwe architectuur zijn intrede. Er verschijnen zaagdaken (dak in de vorm van zaagtanden) en hoge ronde schoorstenen die voorkomen dat de rook op de naburige woningen valt. De nieuwe fabrieken die in 1853 en 1860 worden gebouwd, werken aldus alleen met stoom. In de werkplaatsen heeft de modernisering voornamelijk betrekking op de energiebronnen die noodzakelijk zijn voor de machines.
1871- 1913
Als gevolg van de annexatie van de Moezel door Duitsland, verlaat Alexandre de Geiger in 1871 Sarreguemines en trekt zich terug in Parijs. Zijn zoon, Paul de Geiger, neemt de leiding van het bedrijf over. Twee nieuwe fabrieken worden gebouwd in Digoin en in Vitry-le-François. Paul de Geiger sterft in 1913, het jaar waarin het bedrijf Utzschneider & Co in twee vennootschappen wordt opgesplitst; de ene beheert de fabriek van Sarreguemines, de andere beheert de Franse fabrieken (Digoin en Vitry-le-François).
1913- 1945
In 1919, na de eerste wereldoorlog, worden de verschillende eenheden samengevoegd onder de naam Sarreguemines-Digoin-Vitry-le-François en wordt bestuurd door de familie Cazal. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt er beslag gelegd op de plateelfabriek en deze wordt van 1942 tot 1945 onder beheer van Villeroy & Boch gesteld.
1945- 1982
In het begin van de 20e eeuw profiteert de fabriek in Sarreguemines, die gespecialiseerd is in decoratieve tegels, van de artistieke invloed van kunstenaars zoals H. Steinlein. Zij werden ingehuurd om decoratieve panelen te ontwerpen voor warenhuizen, winkels en entrees van gebouwen.
In 1978 wordt de fabriek door de groep Lunéville-Badonviller-St-Clément gekocht. Het is de beslissende factor geweest voor de geschiedenis van het aardewerk van Sarreguemines: de productie van serviesgoed wordt in 1979 gestopt en de fabriek concentreert zich op de productie van vloer- en wandtegels. De fabriek La Blies wordt opgeheven en in 1982 wordt de naam veranderd in Sarreguemines Bâtiment. In de fabriek in Vitry-le-François wordt sanitair geproduceerd, in Digoin catering-aardewerk en in de Lunéville-Saint-Clément fabriek richt men zich op de productie van decoratieve en kunstvoorwerpen.
1982- 2007
In 2002 vindt er een doorstart plaats: 29 werknemers en managers die aandeelhouder zijn geworden nemen de fabriek over en veranderen de naam in Céramiques de Sarreguemines. Er werken 130 arbeiders die proberen de productie in stand te houden.
In 2005 wordt de onderneming onder curatele geplaatst. De productie gaat door met een zestigtal werknemers.
Op 9 januari 2007 beveelt de rechtbank de liquidatie. Op 1 februari 2007 houden de activiteiten op. De aardewerkfabriek van Sarreguemines bestaat niet meer. Lunéville-St. Clemente blijft bepaalde modellen produceren die haar beroemd hebben gemaakt.
(informatie van de website: Info Faience)